Open topic with navigation
Configurator variabelen
Het proces om te komen tot geconfigureerde producten stuurt u met de configurator variabelen. De variabelen die u in het configuratieproces zelf kunt gebruiken zijn de volgende groepen in te delen:
- Kenmerk variabelen: deze variabelen bevatten de waarden gerelateerd aan de gekozen opties in het configuratieproces, deze variabelen zijn te herkennen aan het "@" teken. Voorbeeld: @1201 bevat de optiecode van kenmerk 1201.
- Eigen hulpvariabelen: deze variabelen zijn specifiek bedoeld om bijzondere situaties te sturen. Deze variabelen zijn te herkennen aan een "#" teken (numeriek: voorbeeld #12) en "$" (alfanumeriek: voorbeeld $21). Wij adviseren u dringend goed voor uzelf de documenteren welke variabelen u voor welk doel gebruikt.
- Vrij definieerbare variabelen. U onderhoud deze in kiescode 5012 inclusief de waarde die de variabelen bevatten. Deze variabelen zijn alleen numeriek beschikbaar en te herkennen aan de tekens "B#". De inhoud van deze variabelen is tijdens het configuratieproces niet te beïnvloeden.
Bij het bepalen van de gegevens van de te genereren artikelen, teksten, stuklijsten en prijzen kunt de hiervoor genoemde variabelen uit het configuratieproces gebruiken. Daarnaast zijn een aantal specifieke type variabelen beschikbaar:
- Kenmerk variabelen (alleen voor configureren van tekstblokken): omdat het "@" teken een andere functie heeft binnen tekstblokken kunt u in plaats van "@" het teken "~" gebruiken. Voorbeeld: ~11201 bevat de aanvullende omschrijving uit de gekozen optie bij kenmerk 1201.
- Prodin hulpvariabelen: met de Prodin hulpvariabelen kunt u de gegevens van het geconfigureerde artikel beïnvloeden. Deze variabelen zijn te herkennen aan de tekens "A#" (numeriek) en "A$" (alfanumeriek).
- Eigen kenmerk variabelen: door deze variabelen te vullen kunt u eigen kenmerken gekoppeld aan entiteit artikel vullen. Eigen kenmerk variabelen zijn te herkennen aan de tekens "E$" gevolgd door het unieke ID-nummer van het eigen kenmerk.
- Variabelen bovenliggend niveau: voor de multiniveau configuratie kunt u in het materiaalregels van de generieke stuklijst waarden van variabelen doorgeven aan het onderliggende niveau. Deze variabelen zijn herkenbaar aan het teken "H" gevolgd door de betreffende variabele van het type kenmerk variabele (voorbeeld: H@1201) of eigen hulpvariabele (voorbeeld: H#12 of H$21).
- Volgnummer variabelen: dit zijn de variabelen voor het bepalen van automatische nummering van het te genereren artikel, te herkennen aan het teken "%". U kunt kiezen uit "%1", de variabele nummert per model door, het laatst gebruikte nummer ligt vast bij het model. Daarnaast kunt u kiezen voor "%2", deze variabelen nummert per voorloopcode (het deel van het artikelnummer voorafgaand aan het volgnummer), Prodin zoekt zelf het eerstvolgende vrije nummer. Het gebruik van deze variabelen is handig als verschillende modellen tot een gelijke voorloopcode kunnen leiden.
- Verkoopprijs: "#0" is gereserveerd voor de vastlegging van de verkoopprijs van het artikel.
- Waarde uit configurator: "W#1" is gereserveerd voor de waarde die Prodin uit een configuratortabel retourneert.
Belangrijk bij het toepassen van variabelen is het verschil tussen numerieke en alfanumerieke variabelen. De waarde die u een variabele geeft of vergelijkt moet van hetzelfde type zijn. Met de functie NUM() en STR() kunt u variabelen omzetten: Voorbeelden:
- $10=@1201; vul de waarde van eigen hulpvariabele $10 met de waarde uit kenmerk 1201.
- #7=NUM(@1201); vul de waarde van eigen hulpvariabele #7 met de waarde uit kenmerk 1201.
- A$1="Voorbeeld"+STR(B#002:"0000"); vul de artikelomschrijving met de vaste tekst "Voorbeeld" met daaraan vast de waarde van vrij definieerbare variabele 002, voorzien van een masker "0000" (het getal 321 wordt weergegeven als "0321").
Meer over:
Copyright © 2001 - 2023, Prodin Business Solutions B.V., All rights reserved